Woongebouwen zijn fysiek verbonden met hun omgeving, (stedelijk, gemeentelijk of op het platteland). Het zijn gebouwen die openstaan voor een gemengd publiek. Zowel bewoners, die er hun eigen stekje hebben als occasionele bezoekers maken er gebruik van.
De toegang is de plaats waar de overgang wordt gemaakt tussen buiten- en binnenruimte, de plaats waar van een publiek naar een meer privaat karakter wordt overgegaan. Waar deze zich op het terrein bevindt, hoe hij georganiseerd is of eruit ziet, het is steeds de plaats waar iedereen, meestal door toedoen van een manuele handeling, het gebouw werkelijk kan betreden.
Naast de oriëntatie en de leesbaarheid van de toegang is de manier waarop we het gebouw binnengaan een volgend belangrijk punt. Is er een manueel te bedienen deur voorzien, dit wil zeggen dat de deur met fysieke kracht moet opengedaan worden, dan zijn er enkele belangrijke aandachtspunten om bezoekers en bewoners op een comfortabele manier het gebouw te laten betreden.
Een vrije, vlakke zone voor de toegangsdeur zorgt ervoor dat iedereen op een comfortabele manier de deur kan openen en het gebouw kan binnen- of buitengaan. Op die manier is er ruimte aanwezig voor het openzwaaiend deurblad, het neerzetten van spullen of boodschappentassen, het even opzijschuiven van buggy’s om de deur vlot te kunnen openen, ….
Voor personen met een beperking is deze zone de ruimte die nodig is om bijvoorbeeld met een rolstoel te kunnen manoeuvreren om een deur te openen. De vrije ruimte zorgt er tevens voor dat ongelukken en botsen vermeden worden als gevolg van dubbel verkeer. Op het moment dat meerdere personen binnen- en/of buiten willen gaan, is deze vrije ruimte nodig om even achteruit te kunnen stappen of om de ander te laten passeren indien nodig.
Algemeen kunnen we stellen dat elke deur voldoende gebruiksruimte vraagt. Deze gebruiksruimte is niet enkel noodzakelijk voor en achter de deur, maar ook ter hoogte van de deurdoorgang. De vrije doorgangsruimte van de toegangsdeur (zowel breedte als hoogte) bepaalt de mate waarin de bezoeker of bewoner op een comfortabele wijze de deur kan kruisen. Het zal bepalend zijn voor de manier waarop de deur gekruist wordt, spullen meegedragen worden, kinderen aan de hand lopen of hulpmiddelen gebruikt worden, … het een knelpunt zal vormen. Wanneer een deur te weinig doorgangsruimte heeft kan dit betekenen dat wij ons fysiek moeten aanpassen. Hebben we veel spullen mee en kunnen deze niet recht door de deur, dan zullen we ons schuin of zijdelings moeten opstellen. Grote personen zullen zich moeten bukken indien er niet voldoende hoogte is. Dit betekent voor de gebruiker, de mens, fysiek een moeilijk uit te voeren handeling. Omwille van de fysieke verschillen van bewoners en bezoekers van woongebouwen, moet steeds vooropgesteld worden dat iedereen op een vlotte wijze, zonder fysiek beperkt te worden, het gebouw kan betreden.