Horizontale circulatie
Gemeenschappelijke delen van een woongebouw hebben als hoofdfunctie ruimte te voorzien om zich te kunnen verplaatsen (circuleren). Bezoekers en bewoners leggen een weg af, vertrekkend van de openbare weg tot aan de private wooneenheid of andere functies van het gebouw. Deze weg noemen we een looproute. Het is de weg die we afleggen om van punt A naar punt B te gaan, het is de opéénvolging van ruimten en plaatsen die we passeren of doorkruisen (van de openbare weg tot de inkomhal, van de inkomhal naar de traphal, de private wooneenheid, … ).
We verplaatsen ons tussen verschillende functies via ruimten, gangen, trappen, … en dit zowel horizontaal (op één niveau) als verticaal (tussen verschillende niveaus).
Nodige ruimte om te circuleren
De handelingen die we uitvoeren om ons te verplaatsen vragen voldoende ruimte. Zowel ruimte in de breedte als in de hoogte, maar ook een goede organisatie voor het overbruggen van knelpunten en obstakels zoals gangen doorkruisen, trappen lopen, het openen van deuren, … is van belang. Efficiënte en logische looproutes besparen de bewoners en bezoekers veel energie en tijd. Indien deze goed georganiseerd zijn besparen ze ook ruimte!
De nodige ruimte hangt voornamelijk af van de intentie van gebruik, de lichaamsbouw van de gebruiker en het type van de route (drukke of dubbele passage, gebruik van hulpmiddelen, bochten en hoeken, …). Een minimale doorgang van 90cm is de basisruimte die elke mens nodig heeft om zich op een goede en veilige manier te kunnen voortbewegen.
Horizontaal circuleren
Indien in een gebouw meerdere personen/gezinnen wonen dan betekent dit dat er vaak dubbele passages zal zijn in gangen en sasruimten. Mensen komen toe terwijl anderen het gebouw verlaten, …. Op drukke momenten, zoals ’s ochtends en ’s avonds zal er in de gemeenschappelijke gangen veel en druk verkeer zijn. Dubbele passages en kruisen van bewoners die spullen en tassen meedragen zal dagelijks voorkomen. Voor woongebouwen is het daarom aangewezen een doorgangsbreedte te voorzien die meer ruimte biedt. Een minimale breedte van 120cm is vereist, maar een breedte van 150cm is optimaal en zal zeker zorgen voor meer comfort en veiligheid!
Naast voldoende breedte hebben circulatieruimten, zoals gangen of externe galerijen, ook een minimale doorgangshoogte nodig. In woongebouwen kan dit een aandachtspunt zijn voor de uitwerking en afwerking van externe passerelles of galerijen, plaatselijke versmallingen en doorgangen.
Obstakels op de looproute
Elk obstakel dat zich op de looproute voordoet zorgt voor een vertraging in de loopsnelheid. Obstakels kunnen heel wat verschillende elementen zijn: niveauverschillen, brandblussers of haspels die vrij in de gang geplaatst zijn, bordjes, vrije trappen, ….
Net zoals bij toegangswegen (buiten), vormt elk niveauverschil in gangen een probleem. Daarom is het best om deze steeds te vermijden. Indien er zich toch niveauverschillen voordoen (verticale circulatie, …), overbrug ze dan op een goede manier door het plaatsen van een trap of helling (
Woongebouw, Intern, Circulatie, Verticale circulatie). De dorpels t.h.v. tussendeuren vormen in praktijk heel vaak een knelpunt. Het zijn heel kleine niveauverschillen die visueel nauwelijks of niet te onderscheiden zijn. Zorg er steeds voor dat ze een goede aansluiting hebben met de omliggende vloerbekleding en laat ze niet meer dan 0,2 cm boven de vloerpas uitkomen. Kan dit niet, probeer ze dan met een schuin profiel uit te werken en geef ze een visueel contrast, op deze manier zal de aandacht getrokken worden en zal er minder struikelgevaar aanwezig zijn.
Brandblusapparaten en haspels worden best ingewerkt in de muur of in een kast. Staan zij op de vloer, dan kunnen zij voor bewoners en bezoekers een struikel- of valgevaar vormen. Ook uitstekende elementen, zoals haspels die aan de wand hangen, kunnen een gevaar zijn. Bezoekers en bewoners die even niet goed opletten kunnen er tegenaan botsen. Plaatselijk kan zich hierdoor in de gang een versmalling voordoen, indien deze echter beperkt blijft in lengte en een minimale doorgangsbreedte heeft, dan vormt deze geen probleem op de looproute.
Bediening van deuren
Manuele deuren bedienen vraagt steeds een uit te voeren handeling. We moeten de deur kunnen openen, erdoor lopen en ze opnieuw sluiten. Om deze handelingen goed en comfortabel te kunnen uitvoeren hebben we niet alleen gebruiksruimte nodig (voor, achter en naast de deur), maar ook voldoende vrije doorgangsruimte.
Voldoende gebruiksruimte zorgt ervoor dat we deuren goed kunnen benaderen, de deurklink kunnen vastnemen en ze volledig kunnen openzwaaien (met een duwende of trekkende beweging). De meest optimale doorgangsbreedte die men kan bepalen ontstaat indien men het deurblad 90° open plaatst. Het is van deze vrije doorgangsbreedte afhankelijk of er voldoende ruimte aanwezig is om op een normale manier door de deur te kunnen lopen zonder dat we ons bvb. erdoor moeten wringen of een zijdelingse draaibeweging moeten maken. De vrije doorgangsbreedte t.h.v. deuren hangt af van het type deur maar ook van de afwerking. Welk type deur gebruikt wordt (een draaideur, schuifdeur, pivotdeur, …) zal bepalend zijn voor de nodige ruwbouwmaten.
Pivotdeuren vragen initieel een bredere ruwbouwmaat dan draaideuren aangezien zij na afwerking bij het opendraaien een smallere doorgangsbreedte bieden.
Hetzelfde kunnen we vaststellen bij schuifdeuren. De bediening van schuifdeuren vraagt een goede handgreep. Deze handgreep zal niet (volledig) kunnen weggeschoven worden langs of in de wand. Hierdoor zal het deurblad op een bepaalde openingsbreedte blijven vastzitten, zo ontstaat een doorgangsbreedte die smaller zal zijn dan de breedte van de voorziene opening.
Bij draaideuren echter, zal vooral de keuze van het type deurkader ervoor zorgen dat de ruimte die overblijft groter of kleiner is.
De ruimte die we nodig hebben om de deur te kunnen bedienen is afhankelijk van onze fysieke mogelijkheden, alsook van de wijze waarop de deur wordt benaderd. Voor personen met een beperking, en specifiek voor rolstoelgebruikers, is een aanwezige zone van 50cm naast de deurkruk zeer cruciaal om de deur zelfstandig te kunnen openen. Steeds voldoende gebruiksruimte en een goede organisatie van de ruimte voorzien t.h.v. deuren zal er voor zorgen dat deze geen of in mindere mate een knelpunt vormen, zodat deze voor iedereen bruikbaar is.
Gebruiksruimte
Indien men, omwille van fysieke beperkingen, een hulpmiddel gebruikt om zich te verplaatsen, dan zal een bredere doorgangsruimte steeds gewenst zijn. Gebruik maken van hulpmiddelen kan ervoor zorgen dat bewoners en bezoekers zich minder snel kunnen verplaatsen. Ook het veranderen van richting zal vaak een knelpunt vormen aangezien niet enkel de persoon op zich, maar ook het hulpmiddel mee verplaatst moet worden. De ruimte die nodig is om deze handeling uit te voeren zal steeds groter zijn dan de ruimte van één persoon op zich.
Rolstoelgebruik wordt aanzien als een grenswaarde waaraan een publieke ruimte minimaal moet voldoen. Om met een rolstoel van richting te kunnen veranderen heeft men ruimte nodig om zich te kunnen draaien, deze ruimte komt overeen met een gemiddelde diameter van 150cm. Deze ruimte, de draairuimte of keerruimte, zal voor publieke gebouwen steeds een element vormen waaraan gangen en andere circulatieruimten minimaal moeten voldoen.
Om vanuit een rolstoel een deur te openen en te passeren, heb je in eerste instantie opstelruimte nodig. Dit is de vrije (zijdelingse) ruimte aan de zijde van de deurkruk. Een rolstoelgebruiker heeft deze ruimte nodig om zich op te stellen naast de deur zodat hij de deurkruk kan bedienen, de deur kan openen en door de deuropening kan rijden.
Daarnaast heeft hij voor en achter de deur ruimte nodig om te kunnen draaien en manoeuvreren om bvb. de deur te openen of terug te kunnen sluiten.
Verplaatsen wij ons als valide gebruiker en hebben wij kinderen aan de hand, duwen wij een kinderwagen, dragen wij een wasmand, dozen of boodschappen mee, dan zullen ook wij deze gebruiksruimte nodig hebben om deuren goed te kunnen bedienen!
Woongebouwen waar voldoende aandacht besteed wordt aan de organisatie van de horizontale circulatie zullen in de praktijk door een bredere groep van bewoners en bezoekers bruikbaar zijn. Op deze manier kan zelfs een klein gebouw bijdragen aan een hogere sociale duurzaamheid en sociale interactie van de buurt, gemeente of stad.
Terug